Arbeidsparticipatie hoog in Nederland

Nederland is een van de landen ter wereld met de hoogste arbeidsparticipatie, wat geldt voor zowel mannen als vrouwen. Maar ondanks de voorhoedepositie is er nog wel degelijk ruimte voor verhoging van die arbeidsparticipatie.
Dat schrijft Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, in het Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken 2010-26(4).


Mannen
Uit de cijfers blijkt dat de netto-arbeidsparticipatie bij mannen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar op bijna 75 procent ligt. Volgens Schnabel zijn dat mooie cijfers die alleen gehaald worden in Scandinavische landen. ‘Een echt grote stijging in de arbeidsparticipatie van mannen is maar heel beperkt mogelijk. Eigenlijk wil je helemaal niet dat de arbeidsparticipatie van jonge mannen toeneemt. Zeker in de leeftijdsgroep 15 tot 25 jaar zie je ze liever aan de studie. De beste groeikans bij mannen zit in de hoogste leeftijdsgroep. Van de werknemers gaat maar een heel klein deel, ongeveer 10 procent, op 65-jarige leeftijd met pensioen. 62 jaar is de favoriete leeftijd.’

Vrouwen
Wat betreft vrouwen, is er een ander beeld: ‘De netto-arbeidsparticipatie ligt voor hen op ongeveer 60 procent, al zijn de Nederlandse vrouwen met 75 procent deeltijdwerk wel wereldkampioen kort werken. De vraag of dat beter moet, is niet eenvoudig te beantwoorden. De maatschappelijke behoefte is er in elk geval wel: er zijn vacatures en het werk moet gedaan worden.’
Of het ook nodig is, hangt af van het doel dat je stelt. ‘Als het doel is om vrouwen net zoveel te laten werken als mannen, dan zijn we er nog niet. Als we het belangrijk vinden dat vrouwen op de arbeidsmarkt blijven, dan zijn we al een heel eind op streek. Er zijn maar een paar landen die het beter doen. Vergeet niet dat nergens ter wereld gelijkheid bestaat tussen mannen en vrouwen als het gaat om deelname aan de arbeidsmarkt. We doen het relatief behoorlijk goed.’

Allochtone vrouwen
Een zorgenkindje, als het gaat om arbeidsparticipatie, zijn wel de allochtone vrouwen. ‘Dat geldt met name voor de eerste generatie Turken en Marokkanen. Voor Antilliaanse en Surinaamse vrouwen is het beeld anders. Tot voor kort was de arbeidsparticipatie van Surinaamse vrouwen zelfs de hoogste van alle etnische groepen, inclusief autochtone vrouwen dus.’
Met de jongere generaties Turken en Marokkanen gaat het inmiddels iets beter: ‘Al is dat lastig om te zien omdat ze voor een deel ook nog op school zitten. Van de meisjes die al wat ouder zijn, weten we dat ze een betere opleiding hebben dan hun moeders en beter Nederlands spreken. Daardoor hebben ze betere kansen op de arbeidsmarkt. Die benutten ze ook, maar ze nemen nog steeds wel minder deel aan de arbeidsmarkt dan autochtone vrouwen.’

Wat te doen?
Wat kunnen we in Nederland doen om de arbeidsparticipatie nog te verhogen? Volgens Paul Schnabel ligt dat allereerst bij de betrokkenen zelf: ‘Die moeten de beslissing nemen om wel of niet een paar uur per week meer te gaan werken. Dan is er natuurlijk de werkgever: die moet bijvoorbeeld gelegenheid bieden om het werk goed te kunnen combineren met thuis. En tot slot is er de overheid, die kan zorgen voor kinderopvang. Het idee dat kinderopvang de enige randvoorwaarde is, is echt een misvatting. Uit cijfers blijkt dat ook vrouwen die geen kleine kinderen hebben, vaak parttime werken

bron: P&O actueel